Weven 4

De ketting staat gereed op het getouw, we hebben alles nog een keer gecontroleerd, de garens voor de inslag zijn gekozen, we kunnen aan de slag.
Een inslag kun je pas maken als een deel van de ketting omhoog getrokken wordt en het andere deel laag blijft, of zelfs omlaag getrokken wordt.
Er ontstaat dan vóór het riet een opening, het vak, waar de inslagdraad doorheen gaat.
Dat kan op verschillende manieren.
-Steeklat. Het garen is handmatig op een lat gewonden en die wordt door het vak gestoken. Je neemt zo veel garen van de lat als nodig is om een hele inslag te maken.
-Spoel. Het garen wordt op klosjes gewonden, op een pen in de spoel gestoken en door een opening gehaald. Terwijl je de spoel door het vak “gooit” rolt het garen van het klosje af.
-Schietspoel. Deze spoel wordt heen en weer door het vak “geschoten” door een trekmechanisme, dat in ons geval handmatig bediend wordt en gaat van lade naar lade, dat zijn de ruimten waarin de schietspoel opgevangen wordt.
 
Op de afbeelding ziet u van boven naar beneden
de spoel,
de steeklat en
de schietspoel.
De klos met rode draad gebruik je om de schietspoel heen en weer te trekken door het vak.
De schietspoel heeft verstevigde punten, die de klap tegen de zijwand van de lade moet opvangen. Die opvang is van een sterke soort kunststof gemaakt. Zonder versteviging zou de schietspoel snel gaan splinteren.
Op welke manier je het garen door de opening van het vak haalt kan verschillen, de basis blijft dezelfde: het inslaggaren verbindt zich met de ketting en vormt zo een doek.
 
De eerste inslagen gaan vaak verloren, omdat de ketting zich moet “zetten”. Door het aanbinden kan ze nog in bundels bij elkaar zitten. Door enige inslagen in linnenbinding te doen, verdeel je de draden op regelmatige afstand.
Dan komt de eerste “echte” inslag.
Maak een vak door schachten omhoog te zetten. Leg de draad in het vak in een schuine lijn of boog. Alle schachten gaan omlaag. Schuif het riet naar voren, zodoende schuift ook de draad mee en wordt aangeslagen tegen de reeds bestaande inslag.
Om de tweede inslag te maken moet je de schachten wisselen, andere schachten gaan omhoog. Open het vak, schuif het riet naar achteren en leg de tweede inslag in. Schachten omlaag, het riet schuift naar voren, de tweede inslag schuift tegen de eerste aan. Omdat andere schachten omhoog waren, schuiven de inslagdraden niet over elkaar.
Zó kun je een lap, een doek of wat dan ook weven.
We hebben tot nu toe nog niet over een patroon gesproken.
Het weven van een patroon wordt bepaald door het omhooghalen van de schachten in een vaste volgorde. Door dat steeds weer te herhalen, groeit het patroon als het ware.
Na enige inslagen, dat kan variëren van 2 tot onbepaald, kom je vanzelf weer terecht bij de eerste inslag.
De groep van inslagen die we geweven hebben, noemen we het rapport.
 
Voor sommige bindingen ligt de naam vast.
De meest simpele binding is de linnenbinding. Daarbij gaat één draad omhoog, één draad blijft laag. Na de inslag wisselen de schachten, de inslag wordt gemaakt en het rapport is rond.
Dit is de enige binding die mogelijk is met twee schachten, voor alle andere heb je minstens drie of nog beter vier schachten nodig.