Een verhaal in de nasleep van het wreed accident.
Toen ik nog volop aan het werk was , basisschool de Nuinhof, was het een beetje de gewoonte dat ik 's morgens met Tiny naar school ging, zij reed langs de Nuinhof, ik stapte uit en zij reed verder naar Wijnandsrade, om Stefanus met een bezoek te vereren. We waren allebei meestal als eerste op onze werkplek, een zelden rustig moment waar je nog een heleboel kon voorbereiden en regelen, kopiëren en soms zelfs nog iets corrigeren. Zeker als de avond tevoren weer een oudercommissievergadering of een medezeggenschapsraadbijeenkomst een groot deel van de vrije tijd afgenomen hadden. Dan bleef correctiewerk wel eens liggen.
Enfin.
Als de werkdag ten einde liep, er geen teamvergadering gepland was, geen ouders wilden informeren hoe de vorderingen van hun prinsjes of prinsesjes waren, of anderszins alle werk gedaan was, dan liep ik meestal naar huis. En in de loop van de jaren was dat een vaste route geworden. Via Keelkampstraat naar Hiltostraat, de markt oversteken, Stationstraat, afbuigen naar Molenveld en dan het voetpad naar rechts inslaan, net voor de tennisbanen. Het pad liep richting visvijvers. Je kon het helemaal aflopen en dan naar links afbuigen, de vijvers rechts, maar ik ontdekte op gegeven moment dat je tussen de lage struiken heel gemakkelijk een stuk kon afsnijden. Er brak wel eens een takje af, je liep wat gras plat, zeker bij droog weer kon je zonder moeite dit nauwe weggetje lopen. En in de loop der maanden en jaren vormde zich daar een pad. Je kwam dan voorbij de eerste bank weer op het officiële wandelpad uit om vandaar je weg te vervolgen, richting Grijzegrubben.
De dramatische val die ik maakte was voorbij dit zelfgelopen pad.
Met mijn schoonzus ben ik na het vallen teruggelopen naar Molenveld- Voorsterstraat, waar buurman me oppikte en naar de huisarts bracht. Dat ik de beslissing nam om daar naartoe te lopen ben ik helemaal kwijt. Een dag later kwam schoonzus kijken hoe het met me was, verschoonde het verband, we haalden alles nog eens op. Ik noemde het paadje waar ik gelopen had, schuin door de struiken, waarop zij zei: "Oh, het olifantenpaadje!"
Ik keek haar heel verbaasd aan. "Ik heb dat paadje in de loop van de jaren, na school, als ik naar huis liep, "aangelegd.", maar olifantenpaadje?, dat is me helemaal onbekend."
"Ja, zo noemen ze dat." "Dat heb ik nog nooit gehoord".
Ik weet nog niet hoe die benaming ontstaan is en wie dat bedacht heeft.
Wie weet, kom ik er nog een keer achter.
Reactie toevoegen